Dagboek van een ex-topsporter!

 

1. Het einde, een nieuw leven

 

Vrijdag 7 maart 2003 23h. Mijn vrouw, hoogzwanger van onze derde zoon, en ik gaan slapen.

Ze rolt zich in het bed.

“ O neen, Marc, mijn water is gebroken”

‘Verdoemme hé, ’t is ni waar hé! Dat is drie weken te vroeg dat gaat niet, ik loop zondag in Stein mijnen eerste ultra. Wat moet ik nu doen?”

“Bel naar het ziekenhuis, bel naar Oma om de kinderen te brengen”

“ja maar eerst naar de coach bellen”

“Hallo Simon, een probleem makker, Birgit haar water is gebroken, wat moet ik nu doen, zondag gaan we naar Stein”

“Shit, da’ pech hebben, daar gaat onze eerste zes uur” is zijn reactie

“Maak je geen zorgen ik loop in Stein zondag” repliceer ik.

0.00h St-Jozef ziekenhuis, Mortsel. Weeën. We worden in een wachtkamer geplaceerd.

“Kan u ook een bed bezorgen voor mijn man, hij loopt morgen een belangrijke wedstrijd”

De verpleegster staart Birgit met open mond aan. “maar mevrouw, u moet straks bevallen”

“Graag een bed voor mijn man, hij moet rusten” herhaalt ze kalm.

Tot aan de bevalling houdt Birgit zich stil zodat ik voldoende nachtrust kan hebben;

Ik loop in Stein mijn eerste ultra, wordt 5e met iets meer dan 83km op de 6 uur.

De dag erna neem ik een halve dag verlof om mijn zoon aan te melden op de gemeente en daarna ga ik werken. Als ik kan gaan lopen, dan kan ik ook gaan werken. Geen compromissen.

 

Dat was de plaats die het lopen in ons leven in nam, niets meer, niets minder.

 

Vrijdag 7 maart 2008. Verslaafd aan pijnstillers en ontstekingsremmers om de dag door te komen, slaappillen en alcohol om een halve nacht door te geraken word ik levensmoe afgeleverd aan de psychiatrische afdeling in Duffel.

 

Tussen 2003 en 2008 heb ik een kleine twintigduizend kilometers afgelegd, een halve wereldbol afgereisd en mijn lichaam, maar vooral ook de geest zodanig kapot gedaan dat 14 dagen psychiatrie de enigste manier om mijn leven te behouden en te veranderen.

 

We zijn eind maart 2010. Die twee afgelopen jaren heb ik samen met mijn therapeute tijd genomen om afscheid te nemen van topsport.

Menig gesprekken met haar, maar ook met mijn vrouw hebben er toe geleid dat in september 2009 het doek is gevallen over een loopcarrière van 25 jaar.

 

Tijd voor een nieuw leven, een leven na de topsport. Een leven zonder lopen, een beetje maar, zonder moeten, maar van mogen. Zonder schema’s. Een leven van lekker eten, naar niets zien, een kilootje bijkomen, maar net niet te veel. Een leven van huishoudelijke taken, van mijn zonen naar den baseball brengen, naar een ouderavond gaan, naar een fagotconcert van de kinderen gaan kijken. Een leven van flexibiliteit, mijn vrouw ook eens een avondje uit gunnen, onverwachtse wendingen in de planning opvangen een aanvaarden. Gewoon een leven……..een leven dat ik vlotjes zou opnemen. Dacht ik toch.

 

September 2009, na mijn opgave in mijn laatste 100km in Winschoten is het definitief gedaan. Ik wil het niet meer, nooit meer. Geen pijn meer aan mijn voeten, geen spierpijnen meer, nooit meer kotsen onderweg. Ik stap na 50km uit de race en ga met een glimlach mijn vrouw tegemoet. “Het is definitief gedaan schat, nooit meer……..”

“ja, ja, dat heb je al enkele keren gezegd, ik geloof je niet meer”

“ ik meen het echt, het is afgelopen. Kom, we rijden naar huis”

Ze ziet aan mijn blik dat ik het meen, ik voel ontspanning bij haar, maar tegelijk vrees. Vrees voor wat gaat komen. Vrees of ik het onbekende ga aankunnen, welke gevolgen dat voor ons gezin gaat hebben.

 

De eerste weken na Winschoten, loop ik geen meter. Ik voel me bevrijd, probeer de ideale huisvader te zijn. Maar dat lukt moeilijk. Ik vind mijn draai niet thuis, zaken die vanzelfsprekend zijn voor een gewone mens lijken voor mij onoverkomelijke opdrachten.

Het stof afdoen, allemaal goed en wel, maar waar vind ik een emmertje en een vod? Wat doe ik in dat emmertje? Waar staat de stofzuiger? Het brood gaan afhalen bij onze vaste bakker. Geen probleem, maar wat is onze vaste bakker? Het is papavergadering bij de scouts, wil jij gaan? Denk ik dat dat een uurtje bij elkaar zitten is. Maar neen, een ganse voormiddag rond hossen, touwtje springen en spelletjes spelen en dit op het uur waar ik normaal mijn lange duurtraining deed.

 

Na die eerste weken begint het weer wat te kriebelen. Ik kom enkele kilo’s aan, mijn vrouw vindt dat goed, eindelijk een “kont” in die broeken, maar ik vind het maar niets.

Dus begin ik maar weer wat te lopen, erg onregelmatig. Die eerste keren doen pijn, precies of het is jaren geleden dat ik de loopschoenen nog heb aangedaan. Maar al gauw besluit ik een marathon te lopen.

We zijn begin oktober. De eerste conflicten thuis zijn een feit. Birgit wil een avondje uit met de collega’s, ik had een training gepland. Er was niet echt iets afgesproken, dit omdat Birgit vindt dat ze geen rekening meer hoefde te houden met mijn trainingen. Ik MOET niet meer gaan trainen en ging er flexibel met omspringen toch?

Een uitbarsting volgt; slaande deuren, nog nooit vertoont bij ons. Is dit leven na topsport? Dan was het leven daarvoor toch makkelijker.

 

Tussen half oktober en eind november loop ik 4 marathons en 1 vijftig kilometer wedstrijd.

Ik win 2 van die marathon en de 50km de andere twee marathons leveren 2 vierde plaatsten op. De tijden schommelen tussen de 2h37’ en 2h44’.

De combinatie van die inspanningen en te weinig gerichte trainingen breekt me zuur op. Ook de rotwinter die voorbij is heeft me genekt. Ik trainde veel indoor, op de loopband, dit omdat ik eind januari toch weer wou presteren in Duitsland, op een 50km. Na 6km kom ik ten val de beijzelde omloop, elleboog kapot, knieën open. Ik loop nog uit, word 4e, en het is lang geleden dat ik nog geklopt ben op die afstand. Vanaf dan gaat het weer slechter en slechter. Ziek, zwak, moe. Een bloedanalyse geeft al snel een verklaring: een opstoot van epstein-bar virus en zwaar ijzertekort. Ijzerspuiten op de plaats waar de laatste weken wat kilo’s waren bijgekomen en een antibiotica kuur geven soelaas. De geplande wedstrijden die ik wou lopen worden gecancheld en dat is dan het voordeel van niet meer top te moeten zijn. Ik kan er me geen bal van aantrekken!

 

Volgende keer: in mijn hoofd loop ik nog. Structuur en nog eens structuur!

 

Marc Papanikitas 

 

 

 

Vorige publicaties :

 

Inleiding